Ds. H.J. Messelink, Hosea, een vreemde liefde, [2005], 15 Het derde kind is weer een jongetje, Lo-Ammi, 'niet mijn volk'. Eerst ontdekt God Zijn volk aan de zonde (Jizreël), dan wordt het onvermijdelijke gericht aangekondigd (Lo-Ruchama), en nu komt de climax: al denken ze allemaal dat het meevalt, God zegt nadrukkelijk dat ze niet meer Zijn volk zijn. Ze dachten Het blijft automatisch goed; wij Zijn volk, Hij onze God. God breekt alle verbondsautomatisme hier af. Het is de ontzaglijke werkelijkheid dat God afscheid kan nemen van Zijn volk! Hij wil Zijn Naam niet langer verbonden zien aan dit volk.
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [24]Hij zeide: Noem zijn naam Lo-ammi; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik [ook] [25]de uwe niet zijn. 24. De Heere. 25. Dat is, Ik zal ulieder God niet zijn, gelijk dit sommigen aldus aanvullen: zo zal Ik [ook] ulieder [God] niet zijn, gelijk God elders dikwijls spreekt. Vergelijk boven vs.7 met de aantekening, en zie Gen.17:7, en Deut.7:6. Door de geboorte van deze drie kinderen menen sommigen afgebeeld te zijn drieerlei staat van het volk van Israel, telkens meer vervallende in zonden en zwaarder van God gestraft.